Liesje

Liesje's verhaal begint in 1765, toen Semire, een 14-jarig meisje uit de Ewe-stam in Ghana, een gelukkig leven leidde met haar familie. Ze woonde met haar vader, die jaagde en groenten verbouwde, en haar broertje Niel, die vaak met zijn aapje speelde. Ghana was een land van vele stammen, en de machtigste was de Ashanti, die een groot koninkrijk hadden opgebouwd. Hoewel Europese landen zoals Portugal, Engeland, en Nederland een deel van Ghana beheersten, hadden de Ashanti het meeste gezag in het binnenland. Deze periode stond in het teken van slavernij, en de Ashanti waren vaak in oorlog met andere stammen. De krijgsgevangenen verkochten zij aan Europeanen, die liever buiten de stammenoorlogen bleven en veilig aan de West-Afrikaanse kust opereerden.

 

Op een noodlottige dag werd het dorp van Semire aangevallen door de Ashanti. Terwijl ze melk wilde halen bij de koeien, hoorde ze plotseling geschreeuw, het gezoem van pijlen en speren, en het geknal van musketten. In een oogwenk lag ze op de grond tussen de vluchtende koeien en bebloede mensen. Het dorp was ingenomen en de overlevenden, inclusief Semire, haar familie, en haar broertje, werden gevangengenomen. Geketend werden ze door de Ashanti naar de kust geleid, naar het Nederlandse slavenfort Elmina. Daar werd haar familie verkocht en op een schip gezet naar Curaçao, een beruchte slavenmarkt. De maandenlange, zware zeereis eindigde in een pijnlijke scheiding: Semire en Niel werden naar Brazilië gestuurd, terwijl hun ouders naar Jamaica en Cuba gingen. Hun grootmoeder, te zwak om doorverkocht te worden, werd tragisch in zee gedumpt. Tien jaar later, nu 24 jaar oud, had Semire een nieuwe naam: Liesje, gegeven door de wrede planter Cohen, die haar had gekocht en naar zijn plantage in Suriname had gebracht.

 

Het leven op de plantage was hard en genadeloos. Hoewel ze gedwongen was de naam Liesje te dragen, bleef Semire trouw aan haar ware identiteit in haar hart. Ze zag haar familie nooit meer terug en werd moeder van vijf kinderen. Slaveneigenaren stuurden de mannen naar de barakken om vrouwen te bevruchten, vaak door middel van brute verkrachting, en de geboren kinderen, vooral degenen met een lichtere huidskleur, werden verkocht. In 1780 beviel Liesje van een dochter, Sofia, die half Afrikaans en half Nederlands Joods was. Toen Sofia 17 jaar oud was, werd ze eigendom van de Nederlandse planter Willem Terborg. Willem behandelde zijn slaven beter en liet Sofia in het grote plantagehuis werken en wonen. Ze leerde Nederlands lezen en schrijven, en Willem werd verliefd op haar. Hij kocht haar vrijheid en nam haar aan als zijn metgezel. Samen kregen ze in 1800 twee kinderen, Maria Semire Terborg en Rudolf Niel Terborg. De nakomelingen van Maria en Rudolf zetten het leven voort in de kolonie, waarbij één van hun afstammelingen, Harriette (Jettie) Eveliene Terborg, in 1945 werd geboren.

 

In 1966 kreeg zij een zoon genaamd Lloyd Terborg, die dit verhaal vertelt. Lloyd legt uit dat zijn roots in Ghana liggen en dat zijn verhaal, hoewel semi-fictief, het lot van miljoenen mensen weerspiegelt die dezelfde weg van slavernij en ontworteling hebben. Lloyd is een van jullie workshopleiders tijdens de Masterclass.

Mevrouw Jettie Terborg - 1945 - 1923 - afstammeling van Liesje
Zij was de moeder van workshopleider Lloyd Terborg.